De internationalisering kwam voor Nederlandse teeltbedrijven aan het eind van de 20ste eeuw op gang, met productieactiviteiten in landen als Spanje. Nederlandse zaadbedrijven lopen met internationalisering voor op de teelt. Bert Schrijver van Bejo weet daar alles van.
Bert Schrijver wil graag medewerken aan een artikel over internationalisering in de groentezadensector, vervolgens is het passen en meten om een passende gespreksdatum te vinden. Want als directeur Research en Veredeling voor de oer-Hollandse zaadfirma Bejo zit hij nogal eens in het buitenland, en niet altijd even dichtbij. Het bedrijf veredelt nieuwe rassen in diverse klimaatzones en in meerdere landen op alle vijf continenten. Het assortiment bestaat uit bijna 50 gewassen, uit te splitsen in zo’n 1.200 rassen, in zo’n 6.000 productvormen. Met zo’n spreiding is het de kunst om al die veredelingsprogramma’s op elkaar af te stemmen, rekening houdend met de wensen en vragen uit de markt en wat met veredelen en zaadproductie haalbaar is. Zes wereldwijd opererende gewas-researchmanagers zijn elk verantwoordelijk voor de veredeling van een groep gewassen en zorgen ervoor dat allemaal veredelingsprocessen in goede banen worden geleid, samen met Bert Schrijver.
Van de huidige wereldwijd bijna 2.000 medewerkers van Bejo zijn er zo’n 450 betrokken bij alle werkzaamheden gerelateerd aan veredeling en onderzoek. “Toen ik in 1982 bij Bejo in dienst kwam met de taak om de op ziektenresistentie veredeling bij Bejo op te zetten, was ik een van de 50 medewerkers van het bedrijf”, vertelt Schrijver op de hoofdvestiging in Warmenhuizen. De eerste aanloop naar internationalisering was indertijd al begonnen en was toen vooral nog gericht op landen in West Europa”
In 1978 waren de zaadbedrijven Beemsterboer uit Warmenhuizen en Jacob Jong uit Noord Scharwoude een fusie aangegaan. De aanleiding voor dit huwelijk was de in de jaren zestig begonnen samenwerking tussen deze twee bedrijven op gebied van de hybridisatie van kool, wortel en uien. De technologie om hybride rassen te maken - door de kruising van twee ingeteelde ouderlijnen - was in de zestiger jaren ontwikkeld en leverde veel teelt-technische- en kwaliteitsvoordelen op ten opzichte van zaadvaste rassen. Maar hybriden maken was duur en tijdrovend, en vaak een brug te ver voor de kleinschalige zaadbedrijven die destijds vooral hun eigen rassenselecties maakten. Door de samenwerking kwamen in de tweede helft van de jaren 70 de eerste hybride rassen van kool en uien op de markt. Jacob Jong en Beemsterboer zagen aankomen dat ze elk met dezelfde hybride rassen bij dezelfde klanten aan tafel zouden komen te zitten. Het logische gevolg was volledig samenwerken en de bedrijven te fuseren. De naam voor het fusiebedrijf werd Bejo.
Na de eerste kool- en uien hybriden volgden weldra de eerste hybriden van wortel. Het pakket sloeg internationaal aan, Bejo ging groeien en de tijd was rijp voor dochterbedrijven in landen als Duitsland, Frankrijk en Italië. De zaadvermeerdering was aanvankelijk ook nog een regionale aangelegenheid. Maar echt ideaal is het wisselvallige Nederlandse weer niet voor de zaadproductie van deze gewassen. Het besluit viel als snel om ook in Frankrijk te beginnen met zaadvermeerdering. Door het succes van Bejo kwam er eind jaren tachtig en in de negentiger jaren ruimte om te gaan werken aan een compleet assortiment vollegrondsgroenten. Daarbij werden de markten verder uitgebreid richting de VS en Zuid- en Oost Europa en werden ook daar dochterbedrijven opgericht.
Expanderen
Schrijver maakt een sprong naar de jaren na 2000. De jaren ervoor was de internationalisering gestaag doorgegaan. De VS kwamen ook in beeld voor zaadproductie vanwege het klimaat en om op deze wijze de risico’s bij die productie te spreiden over meerdere locaties. Omdat de VS net als Europa op het noordelijk halfrond liggen, lopen de groeiseizoenen echter synchroon, en dus ook de zaadproductie. “Dus maakten we ook de overstap naar het zuidelijk halfrond, met zaadproducties in Australië, Nieuw Zeeland, Zuid-Afrika en Argentinië. Dat waren echt grote operaties.”
Gewassen veredelen en zaad vermeerderen tot commerciële hoeveelheden, zijn twee verschillende zaken. Het is dan ook niet vanzelfsprekend dat ze altijd op dezelfde locaties of in dezelfde gebieden in de wereld plaats vinden, maakt Schrijver duidelijk. Bij de veredeling van ui bijvoorbeeld is daglengte belangrijk, en soms zijn de eisen voor de veredeling van bepaalde gewassen voor wat betreft klimaat en marktwensen zo specifiek dat alleen lokale veredeling mogelijk is. Vandaar dat zo’n 40% van alle veredeling in het buitenland gebeurt.
“Die expansie kwam in de jaren tachtig van de vorige eeuw op gang. In die tijd konden we met de resultaten van het toen bestaande veredelingsprogramma een vliegende start op Oost-Europese markten maken. Voor Zuid-Europa hadden we minder goede genetica, we moesten lokaal gaan verdelen. We begonnen daarmee in Italië.”
Beloftevolle kruisingen en nieuwe rassen kunnen vervolgens getest worden in andere landen met vergelijkbare groeicondities en marktwensen. Schrijver stelt dat beeld voor als een over continenten liggende lappendeken. “Die testen kun je uitvoeren bij dochterbedrijven, bij lokale dealers of bij telers en zo kun je vaststellen welke kruisingsproducten of rassen de voorkeur hebben.”
Terug naar Warmenhuizen
Zoals de veredeling altijd wordt aangestuurd door specialisten van Bejo en uitgevoerd op eigen bedrijfsvestigingen, zo is ook de opslag van het commerciële zaad, controles op zuiverheid en kwaliteit en verwerking en bewerking van het zaad een interne aangelegenheid: al het zaad wordt naar de hoofdvestiging in Warmenhuizen gehaald. Van hieruit worden de zaden in de juiste en gewenste productvorm wereldwijd gedistribueerd door dochterbedrijven in meer dan dertig landen en door dealers en distributeurs in vele landen waar Bejo geen eigen dochterbedrijf heeft.
Bejo levert zaad in vele productvormen. Schrijver: “Van de meeste gewassen wordt het zaad in diverse afmetingen geleverd, bijvoorbeeld met groottevariaties van 0,2 millimeter. Het zaad kan onbehandeld blijven, chemisch behandeld of met heet water om het ziektevrij te maken, gecoat met uiteenlopende middelen en/of gepilleerd worden. Daarnaast kan er sprake zijn van aanvullende eisen per land, vaak van fytosanitaire aard.”
Van buiten naar binnen
Niet alleen met internationalisering is het hard gegaan. zo ook de technologische ontwikkelingen ter ondersteuning van het wereldwijde veredelingsproces en het onderzoek op gebied van zaadtechnologie. Op het Research Centrum in Warmenhuizen werken ruim 120 mensen op het gebied van resistentieveredeling, weefselkweek, celbiologie, moleculaire merkers, genomics, bio-informatica, zaadfysiologie en zaadpathologie. Deze ontwikkelingen zorgden ervoor dat een aanzienlijk deel van het veredelingswerk in de kas en in het veld is vervangen of wordt versneld, bijvoorbeeld door het genotyperen in het laboratorium, en het bepalen van de gevoeligheid voor ziekten ten behoeve van de resistentieveredeling. Daarnaast heeft Bejo vanaf de eeuwwisseling de veredeling, vermeerdering en bewerking van zaad voor biologische teelten opgepakt als een internationaal opererende volwaardige businessunit. In Warmenhuizen wordt onderzoek gedaan naar de beste werkwijzen voor de productie van biologisch zaad.
Bron: Groenten & Fruit. Door Joost Stallen, publicatie 10 april 2020