In een van de Bejo-researchkassen tonen Dora Coelho en Berber de Wolff rijen bieten in potten op tafels. Of wat er van die bieten over is tenminste. Van sommigen zijn de bladeren en wortels aangetast, anderen zijn helemaal verdwenen. “verloren gegaan door de Rhizoctonia-schimmel,” wijst de Wolff aan. Het toont aan waar beide fytopathologen mee te maken hebben: de strijd tegen pathogenen (plantenziekten) die door de jaren heen steeds uitdagender is geworden.
Coelho en de Wolff maken deel uit van het uitgebreide team van fytopathologen van Bejo. Dit zijn wetenschappers die zich bezighouden met onderzoek naar inhoudsstoffen en ziekten in gewassen (en hoe de impact daarvan kan worden geminimaliseerd). Een voorbeeld van hun werk op het gebied van inhoudsstoffen: een paar jaar geleden concludeerden ze in een groot onderzoek naar smaak onder meer dat het suikergehalte van de biet (brix) de zoetheid of algemene indruk van de biet in een smaakpanel niet volledig voorspelt. En dat verschillende verbindingen een rol spelen bij het ontwikkelen van het krachtige aroma. Bedrijfsbreed heeft Bejo verschillende fytopathologen in dienst en het team van Coelho, gespecialiseerd in onder andere de bietenteelt, bestaat naast de Wolff ook uit Research Assistant Marja Seignette.
Samenwerking
Bij het ontwikkelen van rassen is samenwerking tussen de verschillende afdelingen bij Bejo cruciaal. De veredelaars werken aan rassen waar de teler op kan vertrouwen (meer hierover in het artikel op pagina 10), het verkoopteam adviseert klanten en signaleert problemen waar zij tegenaan lopen. Vaak zijn dit ziekteverwekkers die de opbrengst van een gewas bedreigen. De fytopathologen zijn nauw betrokken bij al deze processen.
Coelho en de Wolff vertellen enthousiast over hun werk en de ontwikkelingen in hun vakgebied. In een notendop: de fytopatholoog onderzoekt in het laboratorium welke ziekteverwekkers verantwoordelijk zijn voor de veldproblemen en geeft advies over identificatie en bestrijding. Deze ontwikkelt ook de protocollen voor het testen van verschillende ziekteverwekkers (onder meer schimmels, virussen, bacteriën en insecten) op planten. Door te kijken naar de symptomen, of via verdere analyse op specifieke ingrediënten, worden de beste planten geselecteerd als onderdeel van het proces om rassen te ontwikkelen met ziekteresistenties en verbeterde kwaliteit.
Dit kan tijdrovend zijn, vooral als we een populatie planten testen die genetisch allemaal verschillend zijn, legt de Wolff uit: “Als we bijvoorbeeld een veld met 1.000 planten hebben, moeten we ze één voor één bekijken om betrouwbare conclusies te kunnen trekken over de eigenschap die we evalueren. Met de resultaten kunnen veredelaars dan hun voordeel doen in hun werk.”
Nieuwe ontwikkelingen
Het werk van de onderzoekers is de afgelopen jaren geïntensiveerd door strengere regelgeving voor het gebruik van chemicaliën en – we kunnen er niet omheen – klimaatverandering. “Hogere temperaturen verhogen de snelheid van de levenscyclus en de verspreiding van de meeste ziekteverwekkers en insecten (die ziekten kunnen overbrengen),” legt Coelho uit. “En met mildere winters overleven ze tijdens deze periodes ook in het volgende seizoen.” En, vervolgt ze: “Als gevolg daarvan hebben we ook te maken met muterende ziekteverwekkers, de evolutie van nieuwe ziekteverwekkers en resistenties die vaker doorbroken worden. Daarom is het belangrijk om varianten van ziekteverwekkers uit verschillende regio’s te testen die een impact kunnen hebben op de lokale productie. Ook omdat, door de toename van wereldwijde handel en reizen, de ziekten zich sneller verspreiden naar nieuwe gebieden. Dit betekent dat we op de hoogte moeten blijven van de nieuwste ontwikkelingen in het veld en onze programma’s hierop moeten aanpassen.”
Bekende ziekteverwekkers voor bieten zijn Rhizomanie (bodemvirus die de wortels infecteert), Cercospora (bladvlekkenziekte), Rhizoctonia (kiemplantwegval en wortelrot), aaltjes (plantparasitaire nematoden die zich voeden aan plantenwortels) en Phoma (kiemplantwegval en bewaarziekte). Maar er zijn er meer en er ontwikkelen zich ook steeds nieuwe varianten. Is dit bij te houden voor het toch selecte groepje dat dit tot zijn expertise rekent? Coelho, lachend: “Uitbreiding van het team is altijd welkom, maar ik denk dat we vooral veel zullen profiteren van de recente ontwikkelingen op het gebied van moleculaire diagnostiek en van de nieuwe technologieën voor het automatiseren van bepaalde stappen in ziekteproeven. En natuurlijk van de mogelijkheden die kunstmatige intelligentie ons biedt.”
Dit kan bijvoorbeeld gebruikt worden in high-throughput fenotyperingssystemen, voegt de Wolff toe: “Je kunt een geautomatiseerd systeem ontwikkelen dat foto’s neemt van zieke planten (fenotypering) en ze meteen een score geeft door een model te trainen om de symptomen te herkennen. Dit kan bijvoorbeeld in de kas met hightech camera’s of in het veld, met drones.”
Herkennen beiden in Bejo een werkgever die het belang inziet van investeren in deze moderne technologieën? “Absoluut,” vindt Coelho. “Bejo streeft er altijd naar om vooruitstrevend te zijn en handelt daar ook naar. Dat moet ook wel om de missie van ons bedrijf te realiseren: duurzame rassen van de hoogste kwaliteit produceren. Resistentie tegen ziekteverwekkers is daarbij essentieel. Maar met een team van toegewijde mensen en toegewijde onderzoekers per gewas, aangevuld met de mogelijkheden van moderne technologie, zijn alle voorwaarden aanwezig om die missie te realiseren.”