De imkers van Bejo streven ernaar bijenvolken van de beste kwaliteit te telen en de bijenstand op peil te houden. Bijen zijn voor het zaadbedrijf de belangrijkste bestuivers, 80 procent van de gewassen wordt daar door bijen bestoven. Varroamijt vormt de grootste bedreiging voor bijen. Onderzoek en selectie gericht op bijengezondheid is daarom van cruciaal belang, zegt imker Bram Vroegop van Bejo.
Bijen zijn kampioen in bestuiving: als we geen bijen meer hebben, hebben we een groot probleem, vertelt Bram Vroegop. De insecten zijn zo effectief omdat ze in grote aantallen gecontroleerd inzetbaar zijn. Een imker plaatst met een bijenkast een volk van 20.000 tot 40.000 bestuivers in de kas of op een akker. “De gezondheid van de bijen is zeer belangrijk, een volk moet in topconditie zijn. Bijen voelen namelijk feilloos aan wanneer een gewas rijp is voor bestuiving. De kwaliteit van bijen bepaalt immers de mate waarin een gewas wordt bestoven”, zegt hij.
Sterke bijenvolken
Bejo heeft meer dan 15.000 bijenvolken wereldwijd, waarvan 1.200 in Nederland. Een bijenvolk bestaat uit een koningin, 20.000 tot 40.000 werkbijen en 500 darren. De koningin legt eitjes, de darren zijn er alleen om de koningin te bevruchten. De werkbijen, met een levensduur van zes weken, doen het bestuivingswerk. In onderzoek en selectie van bijen wordt vooral gekeken naar varroamijt, de grootste boosdoener van bijensterfte, aldus Bram. “Om de bijenpopulatie zo gezond mogelijk te houden, selecteren we de sterkste volken, waarmee we verder gaan telen. Bij Bejo verbeteren we niet alleen groentegewassen, maar ook de bijenvolken.”
Bij de selectie van de volken wordt naar vier eigenschappen gekeken: het haalgedrag van bijen, de zwermdrift van de insecten, goede hygiënische eigenschappen (goed omgaan met ziekten) en varroa sensitive hygiëne (VSH), resistentie tegen varroamijt. Bram vertelt: “Wij telen onze eigen koninginnen van onze allerbeste volken, zodat we hele gezonde en vitale volken krijgen voor een optimale bestuiving. In ons onderzoek kijken we ook naar de mogelijkheden om met voeding en betere imkertechnieken sterkere bijenvolken te ontwikkelen.”
Bestuiving in Allium
Voor bestuiving in de kas bepaalt de gewasspecialist wanneer een gewas rijp is om bijen in te zetten, vaak als het gewas voor tien tot twintig procent in bloei staat. Hij of zij bepaalt ook wanneer de bestuiving klaar is. Afhankelijk van de kasgrootte wordt bekeken hoeveel bijenkasten er nodig zijn. Ook het vlieggedrag wordt voortdurend gemonitord.
De Allium wordt van begin juni tot half juli bestoven, een bijenkast kan drie tot vier weken in een kas staan. Buiten de kassen zijn bloemenvelden ingezaaid; bijen die uit de bestuiving komen, kunnen daar volledig herstellen. “De volken raken door de bestuiving verzwakt”, legt Bram uit. “Het is belangrijk dat ze goed kunnen aansterken als ze uit de kas komen, zo nodig worden de insecten bijgevoerd met suikerwater.” De bijen keren elke avond terug naar de kast, waar ze zich schoon poetsen voor de volgende dag. Daardoor wordt bestuiving met vreemd stuifmeel uit de bloemenvelden voorkomen, aldus de imker. “Bijen zijn hele hygiënische beestjes. Daarom is het belangrijk dat wij ook hygiënisch werken!”
In een onderzoek naar varroamijt draaien de imkers van Bejo mee in een project met Hogeschool Inholland, Hogeschool Van Hall Larenstein en stichting Arista Bee Research. Bram: “We zoeken in dit onderzoeksproject naar een genetische merker, om te kijken of het bijenvolk varroamijtresistent is.”